Om een macro-constructie uit te voeren, doet de
gebruiker beroep op de functie
Een vooraf gebouwde
macro uitvoeren
vanop de taakbalk
of via het contextueel menu
van het beeld in zijn geheel.
In het dialoogvenster dat verschijnt, kiest de gebruiker de gewenste macro-constructie. Op de tweede pagina selecteert hij de macro-constructie uit de lijst bovenaan het dialoogvenster. Eens hij de macro gekozen heeft, kan hij onmiddellijk klikken op de invoerparameters op de figuur. Van zodra alle invoerparameters geselecteerd zijn, wordt de macro-constructie uitgevoerd en wordt het eindresultaat (de uitvoerparameters) zichtbaar.
In ons voorbeeld had de macro-constructie drie invoerparameters nodig (drie punten), waarna de cirkel door die punten en zijn middelpunt worden geconstrueerd. Om de macro-constructie te kunnen uitvoeren, moeten er dus al drie punten staan op de figuur (waar we op aan het werken zijn).
Wanneer we de macro-constructie toepassen op die drie punten, verschijnt de gewenste cirkel met zijn middelpunt.